Prettig gestoorde toestanden in Livingstone

Vandaag waren we vroeg uit de veren. We hadden onze wekker gezet om op tijd te kunnen vertrekken naar Sinazongwe. We werden hierbij echter heel grondig geholpen door de bende Nederlanders die ons gisteren al uit de slaap gehouden hebben.

Rond een uur of 10 waren de auto’s geladen en met een tevreden gevoel stapte ik achter het stuur. Helaas hoorde ik alleen “klik” toen ik onze auto probeerde te starten. Deze keer waren we de overlanders dankbaar, want uit een van de vrachtwagens mocht ik een setje startkabels gebruiken. Een eerste exemplaar leidde alleen tot veel vonken en geknetter. Na enkele kunstzinnige ingrepen hebben we uiteindelijk besloten om de brute force uit te halen: de laskabels die gebruikt worden om een vrachtwagen te starten.

Hophop, op weg naar Livingstone om te tanken. De “nieuwe” wagen die we gisteren in ontvangst genomen hadden, had nog 5 liter aan boord, de andere was half leeg.

Het eerste tankstation had geen diesel, maar daar keken we intussen al niet meer van op. Een klein uur later keken we wél op van het feit dat er in heel Livingstone geen diesel meer te koop was. We vingen echter hardnekkige geruchten op dat er in de Kobil wel nog diesel in de grond zat. Na enig aandringen bevestigde de pompbediende dat ze inderdaad nog wat diesel hadden, maar verwees ons door naar zijn baas. In eerste instantie had de man het te druk met zijn krant. Een half uurtje later was hij wel bereid om naar onze bede te luisteren. Hij legde ons uit dat hij diesel gereserveerd hield voor klanten die bij hem een open account aanheilden. Toen hebben we samen uitgerekend dat we 40 liter nodig hadden om zonder risico tot bij het volgende tankstation te komen. Dat hadden we dus al binnen. Joepie

Twee dikke fooien aan de twee pompbedienden leverden ons uiteindelijk ruim 120 liter op, waarmee we dus ruim voldoende hadden voor de rest van de dag. Rond 12u30 waren we dan eindelijk weg, richting Sinazongwe. Het verhaal over de eerste 70km kon u al eerder lezen.

Ergens onderweg moesten we halt houden, want het bagagerek van de auto van Didier was weer uiteengerammeld. De kinderen zongen: “een eindje touw, wat knopen en ’t spel was klaar”. Inderdaad.

In Batoka ging het rechtsaf, richting Sinazongwe. De reisgids was niet erg duidelijk over de staat van deze weg; we waren niet weinig blij dat het vlotlopend asfalt was. Hier en daar waren er wel diepe “potholes”, maar gelukkig waren die duidelijk gemarkeerd met slipsporen van vrachtwagens.

Ik had geen preciese GPS coördinaten van de camping waar we naartoe moesten. Toen we om 17u in de buurt van Sinazongwe aanbelandden, bleek dat we eigenlijk naar Siansowa moesten, bijna 70km verder. Onze reisgenoten waren niet echt gelukkig met het vooruitzicht dat we weer in het donker moesten opbouwen en koken.

De laatste 20 à 30km reden we over onverharde weg, die zwaar aangetast was door erosie in het regenseizoen. Hier en daar waren de bruggen weggespoeld. Het moet hier bij momenten een nachtmerrie zijn tijdens het regenseizoen. Later hoorde ik dat de grootste problemen komen door “flash floods” veroorzaakte door hevige regens in hogergelegen gebieden.

De weg werd smaller en smaller en de zon ging onder. Even later reden we bovendien ook op een pad dat niet meer op de GPS kaarten stonden. Toen we de weg vroegen, bleek dat de Kariba Bush Campsite hier eigenlijk beter bekend was als “Jordan’s”. In de reisgids had de plek zelfs geen naam gekregen. We lazen enkel over “een croc farm met wat kampeerplaatsen”

Plots reden we langs enkele kilometers hoge afsluiting met veel schrikdraad, type gevangenis. De ingangspoort had helemaal de allure van een gevangenis, behalve dan dat we uiterst hartelijk onthaald werden.

Drie guards verder kregen we eindelijk zicht op onze kampeerplaats op de oever van het Karibameer. Voor de tweede keer moesten we onze tenten in het pikkedonker opstellen. Lastig.

Geef een reactie