Blijf weg uit Jakarta

Opeengepakte huisjes en smog

Deze morgen schrokken we ons bijna een ongeluk. We telefoneerden naar de kamer van de kindjes en er nam niemand op. Gelukkig liep er iemand van housekeeping in de gang die bereid was om de deur te openen. Bleek dat iedereen gewoon los door het lawaai van de telefoon heen geslapen was. Dit word duidelijk een mega-jetlag voor de kindjes.

Vandaag zouden we Jakarta verkennen. Eerst stond Kota op het programma, een kilometer of vier van het hotel. Anita zag het eerst nog zitten om de wandeling te voet te doen, maar we landden toch in een taxi.

Zo rijden er hier duizenden rond. Allemaal aangedreven met tweetaktmotoren en wellicht verantwoordelijk voor een flink deel van de luchtvervuiling.

Even later stelde ze samen met ons vast dat deze stad niet meteen wandel-achtig is: een totaal onontwarbare verkeersknoop, waar alles gedomineerd wordt door blauweuitlaatdampen van de tweetaktbrommertjes en driewielwagentjes, getoeter en gewring.

Niet te overziene verkeersknoop

We stapten uit aan Kota Stasiun en waren meteen écht in Azië: stank, lawaai, veel-veel-veel mensen die staan te gapen naar die zotte witten die het in hun hoofd halen om tot hier te komen.

Vermits we niet veel Roepia’s hadden, wou ik wat traveller’s cheques wisselen. Lekker mis dus. De bank aanvaarde alleen cheques in USD, niet in EUR. Allé, ook dat ziet er weer prima mee. In andere landen in Azië vinden ze de Euro allemaal véél sexier dat de Dollar, hier dus lekker niet. Of is daar toch een war-on-terror link naar de USA, die hier in de hoofden speelt?

We hadden een zeer gedetailleerd kaartje van de oude stad — dachten we. Ik slaagde er maar niet in om het kaartje in lijn te brengen met onze GPS registraties. De brochure van het reisbureau nodigde ons uit tot geografische hoogstandjes: “als u met uw rug naar de ingang van het museum staat, ga dan noordwaarts”. Alsof de windrichtingen meedraaien met mijn rug. Soms heb ik dat gevoel wel, maar alleen als ik voldoende Duvels binnen heb. Tot overmaat van ramp scheen de zon uit het noorden (beneden de evenaar, weetjewel) waardoor de verwarring kompleet was. Toen we een pint zaten te drinken in het Batavia Café (aanrader!) begon onze frank te vallen — die 0.2 promille is effectief noodzakelijk om de hersenen op te starten ! Het origineel van het plannetje was wellicht ooit in kleur gedrukt geweest en dan gekopieerd met een ouderwetse kopiemachine. Gevolg: alle rode tekst en lijntjes stonden er gewoonweg niet op. We zijn de straatjes rond het oude stadhuis er beginnen bij tekenen en toen viel alles in de plooi.

Het oude stadhuis van Jakarta

In het oude stadhuis zijn we dus naar wat voorwerpen gaan kijken uit de tijd van Batavia. Veel teak, ebbenhout, maar verder weinig duiding bij hetgeen vertoond wordt. Wellicht spannend voor freaks, niet voor ons.

Heilig kanon

Grappig was wel het heilig kanon dat in de achtertuin ligt. De achterkant van het kanon is een vuist die –naar onze normen — een zeer obsceen gebaar maakt. Ik was net een hele exposé aan het doen voor de kindjes, toen Anita kwam met de officiële, zeer kuise, versie. Toch vond ik mijn versie plezanter.

Dan ging de wandeling richting oude haven. We liepen een heel eind langs Sungai Siliwung, een kanaal waarlangs ooit statige herenhuizen stonden.

Stinkende open riool bij de chicken market bridge

Wat de boekjes er niet bij zeggen, is dat dit een stikende open riool geworden is waarlangs allerlei louche types hangen te niksen. Plots liepen we zo goed als alleen op straat, geen verkeer, geen taxi’s, no escape. Echt niet geruststellend. We kwamen langs een ophaalbrugje uit de hollandse tijd. Wellicht is het niet onmogelijk om al de omringende rommel weg te photoshoppen voor het aanmaken van een postkaart. Nog een beetje verder gingen we onder de toll-road door richting oude haven. Geen kat te zien, riolen zonder deksels, grote putten in de weg, overal vuilnis. Scary.

Bij het volgende kruispunt kwamen we dan weer in een hoop mensen terecht. Smal straatje, veel volk, stalletjes aan beide kanten. We stonden op punt om rechtsomkeer te maken toen we aangesproken door een vriendelijke kerel. In mijn achterhoofd sloegen alle waarschuwingslichtjes prompt in het rood. Er waren geen eenvoudige truuks om hier weg te geraken, dus liepen we met hem mee naar het Maritiem Museum. Ook hier weer een redelijk ongeordende collectie houten bootjes en onderdelen. Het gebouw, een oud pakhuis, was echter nog redelijk goed bewaard. De man zat voortdurend te vissen naar waar we logeerden, wat mijn argwaan alleen maar deed stijgen. Grote opluchting toen ik zag dat hij ons via een grote doolhof terug naar de ingang bracht. Hij wou ons nog meegidsen naar de oude haven en een boottochtje aansmeren, maar we bedankten hem vriendelijk. We geraakten hem echter niet kwijt vooraleer hij 20000 roepia — 2 Euro van ons gekregen had, het dubbel van de officiële inkomprijs voor het museum.

Wij dus vol goeie moed op weg naar Sunda Kelapa, de oude haven, verder in dat smalle straatje. Rare kruispunten brachten ons uiteindelijk in een doodlopend stukje. Even vreesde ik dat we helemaal gevangen zaten, maar de omstaanders bleven ons redelijk negeren, behalve dan de blonde koppen van onze twee kleinste kabouters, die overal op succes kunnen rekenen. We zijn er dus weer zonder enig probleem weggeraakt. Achteraf bleek dat we ergens een nóg smaller steegje hadden moeten ingaan, maar dat zouden we zeker niet geriskeerd hebben. We keerden terug naar de ingang van deze cité en namen gauw een taxi. Onderweg was Marjolein ernstig beginnen manken, we vreesden dat haar voetjes weer gewond waren van het stappen. En ik had niet de minste ambitie om te zien wat de Javanen heel gelaten hadden van de oude haven. De Lonely Planet heeft het over een “the port itself is run down and a good deal less photogenic”.

In de namiddag hebben Annelies en ik dan nog een tweede poging ondernomen om traveller’s cheques te wisselen. Op aanraden van het hotel gingen we op weg naar de Indonesia Bank, maar de taxi bracht ons naar het nationale hoofdkwartier van deze bank, waar geen verrichtingen gedaan worden voor gewone — en ook ongewone– particulieren. Terug naar buiten, taxi aangehouden en terug naar Kota Station. Ik had daar in de buurt tijdens onze wandeling een kantoor van deze bank gezien — gesloten wegens middagpauze– en in mijn GPS gestopt. Rond Kota Station was het volop verkeerschaos: meerdere honderden auto’s stonden mekaar vooruit te toeteren. De straat oversteken was levensgevaarlijk, want op de drie rijstroken stonden gemiddeld 5.5 files kriskras dooreengeknoopt. Artistiek verantwoord was het wel. Drie kruispunten verder stonden we echter weer voor een gesloten deur. Blijkt dat dit kantoor enkel in de voormiddag open is. Aan de overkant van de straat was er een concurrerende bank, dus hup-hup-hup de straat over en eens gaan kijken. De dame aan de balie was uiterst vriendelijk. Traveller’s cheques wisselen ? No problem! Cheques in Euro ? No problem! En nu ? Big problem: het was 16u01 en het kantoor sluit af om 16u. Of ik morgen eens kon terugkeren ?

Om terug te keren naar het hotel, besloot ik om middels mijn GPS-kompas te voet tot aan de juiste kant van de verkeersknoop te lopen, wat zou zeker een half uurtje schelen. Op deze wandeling heb ik ontdekt dat Kota Station niet één, maar drie voorkanten heeft, die er allemaal ongeveer gelijk uit zien. De échte voorkant is een tikkeltje groter, kijkt uit over een redelijk charmant pleintje. Maar 90% van de reizigers gebruikt de linkse voorkant, was deze morgen onze moeilijke wandeling begonnen was. En ja hoor, 5 minuten later duwde ik een taxichauffeur het adres van ons hotel onder de neus. Blijkt dat die vent niet kon lezen. Enfin, we zijn er geraakt.

Morgen gaan we met een minibusje naar Bandung, waar we grootse plannen hebben: scheren. De Dames Des Huizes vonden het bij ons vertrek niet nodig om scheergerief in de bagage te steken.

Geef een reactie