De schildpadden van Sukamade

Ook vannacht werd ons geen deftige nachtrust gegund. Ergens in de buurt was er een party bezig, die ons tot een eind na middernacht wakker hield. En om vier uur was er het vroeggebed vanop de vlakbijgelegen moskee, en dat was het dan maar weer.

We hebben wel záááááááálig ontbeten met fruitsap-zonder-suiker-noch-water, lekkere koffie en hagelslag op de boterham. In een wip waren we klaar voor de volgende rit.

Nu ging het richting Sukamade, een onooglijke nederzetting in het Meru Betiri National Park. We reden met een jeep, want volgens de boekjes loopt het laatste deel van het traject over een verschrikkelijk slechte weg.

Onze chauffeur was een fantastisch verteller

We troffen een fantastisch vriendelijke chauffeur, een gepensioneerde administrateur van een plantage, die nu met een oude Land Rover toeristen rondvoerde. Hij sprak perfect Nederlands en vertelde honderduit over de zaken die we tegen kwamen. Om het uur stopte hij even om de benen te streken, een extra woordje uitleg te geven, een sigaretje te roken. De rit vloog voorbij.

De laatste tien kilometer naar Sukamade waren inderdaad onwaarschijnlijk slecht.

De laatste tien kilometer naar Sukamade waren inderdaad onwaarschijnlijk slecht.

Stapvoets ging het op en neer door de bergen. Op het einde reden we de grote plantage van Sukamade binnen. In de grootste afdeling vonden we onze slaapplaats in de schaduw van een rubber-koffie fabriekje.

Qua accomodatie was het héél basic: slaapzaaltjes met zes bedden, WC met een bak water erbij (“mandi”), geen stromend water, geen lakens, 4u per dag electriciteit.

Het eten was voortreffelijk (rijst, noedels, noedels, rijst, tempe, tofu, rijst), het bier lauw.

In de vooravond maakten we een wandeling door het dorpje.

Maarten werd voorgesteld aan de lokale voetbalploeg. Tot zijn verbazing konden die kereltjes bijzonder goed overweg met de bal.

Om 19u30 vertrokken we in de laadbak van een oude truck richting Turtle Beach. We reden een uur over een bar slechte weg en kwamen redelijk geradbraakt aan bij de beach. Daar moesten we in stilte en donkerte wachten tot de schilpadden opdoken. We genoten met volle teugen van een onwaarschijnlijke sterrenhemel, tientallen vallende sterren.

Rond 22u kwam het signaal dat we mochten gaan kijken: een grote schildpad had zich ingegraven en was eitjes aan het leggen.

Het beest liet een kweek achter van niet minder dan 106 eieren, die allemaal geroofd werden door de medewerkers van het National Park. De eitjes worden in bescherming uitgebroed om te vermijden dat ze gretig verslonden woorden door allerhande roofdieren.

Het was een totaal vertederend gezicht. Het beest van meer dan een meter lang lag daar te hijgen en te puffen. Als de eitjes gelegd waren, begon het de put van bijna een halve meter diep toe te doen. Ze moest om de minuut stoppen om weer op adem te komen.

Uiteindelijk duurde het meer dan een uur vooraleer ze richting strand vertrok. Na een half uurtje lag ze in de branding. Nog één, twee, drie grote golven over de kop en weg was ze.

De terugweg was lang, slecht voor de rug en zeer pijnlijk voor Annelies. Ze werd aan haar oor gesneden door een plant die in door de laadbak zwiepte. Uiteindelijk was het veel minder erg dan het bloed lieten vrezen.

<snurk snurk>

Deze namiddag reden we terug naar Turtle Beach.

Bedoeling was dat we pasgeboren schildpadjes in zee gingen zetten. Het was bijzonder vertederend om te zien hoe deze beestjes instinctmatig de weg naar zee vinden. Van zodra ze water voelen, beginnen ze onmiddellijk te zwemmen.

Geef een reactie