Sobere zondag in Bushmanland

Iedereen heeft vannacht bijzonder goed geslapen. Snel profiteerden we nog van een douche. Zelf was ik behoorlijk zenuwachtig, want de komende vier dagen zouden we heel erg “off the beaten track” zijn. Hopelijk zouden we de komende dagen niet moeten ontdekken dat we iets essentieels vergeten waren.

We profiteerden van de situatie om voor het laatst de beentjes onder tafel te steken en ons een heerlijk ontbijt te laten serveren. Vers fruitsap, yoghurt, omeletje, een lekker kopje verse koffie en een stukje vers fruit erbovenop: we zagen het absoluut zitten.

Beleefd wachtten we tot iedereen de laatste geciviliseerde grote en kleine boodschap gedaan had.

Vanuit Roy’s Camp reden we pal oost, richting Tsumkwe. We hadden in Roy’s Lodge een documentje gezien met uitleg over het San dorpje Grashoek en waren van plan daar eerst langs te gaan. Vermits we het op geen enkele kaart konden vinden, gingen we voort op de wegbeschrijving: “vlak voorbij het hek linksaf, 12km het veld in”.

Bij de poort kregen we nog wat goede raad mee.

We sloegen linksaf, pal noord, een smaller pad in. Het begon meteen goed. Na 100m was er een grote plas los zand en de eerste zat al vast. Maar de Toyota’s toonden zich van hun beste kant. Naarmate de chauffeurs hun wagen beter leerden kennen, geraakten we steeds vlotter door het losse zand. “Voldoende snelheid houden” was het motto.

12km en bijna een uur verder hadden we nog steeds geen dorp gezien. We hadden eigenlijk helemaal niets gezien. Omdat we geen zin hadden nog meer diesel en tijd te verspillen, besloten we terug te keren. (Zoals je zelf kan zien in Google Earth, is dit pad bijna 80km lang en komt het uit op de weg naar Rundu. Dat wisten we natuurlijk niet op het ogenblik dat we daar aan het ploeteren waren.)

De terugkeer naar de grote weg verliep heel vlot en al gauw stoven we aan 100km/u richting Tsumkwe.

Onderweg passeerden we af en toe enkele hutjes. Hier en daar stonden er mensen langs de weg. Maar de onmetelijke leegheid van dit gebied domineerde alle indrukken. Volgens de reisgidsen is het hier écht verlaten, zelfs volgens Namibische normen. De autoradio’s konden dit aleen beamen: de gehele fm-band was leeg. Alleen ruis.

Toen we Tsumkwe begonnen te naderen, zagen we grote branden rechts van de weg. Later hoorden we dat de Bushmen grote gebieden kaalbranden om de gevaarlijke slangen beter te kunnen zien. Dit is het gebied van de zwarte mamba.

Tsumkwe zelf is een kruispunt op deze eindeloze weg. Reeds van ver zien we de GSM mast. Bij het naderen valt op dat de overheid hier wel pogingen onderneemt om te investeren. In het centrum zijn er twee wegen recent geasfalteerd. Er blijkt zelfs een kleine kliniek te zijn.

Het conservancy office is gesloten op zondag. We besloten om door te rijden naar de Tsumkwe lodge om daar meer informatie te rapen. Dit viel redelijk tegen. Dus moesten we onze tentjes opslaan op de camping van de Tsumkwe Lodge. We verwachtten geen fijn gazonnetje, maar wat we hier als ondergrond gepresenteerd krijgen, is een beetje té veel van het goede: 5cm zand en daaronder rots. Haringen in de grond slaan, lukt helemaal niet en dus moeten we onze tentjes vastleggen aan stenen die we in de omgeving vinden.

In de late namiddag besluiten we om nog eens naar de Nyae Nyae pan te rijden, een waterhole waar naar ’t schijnt heel wat dieren ’s avonds komen drinken.

We vorderen aan minder dan 20km per uur. Omdat we nooit terug zouden geraken voor zonsondergang, besluiten we op 5.5km van de pan om terug te keren naar ons kamp.
Rechtsomkeer maken op dit smalle pad was niet eenvoudig, maar het lukte ons zonder verder brokken te maken.

De zon was al een tijdje onder toen we terug op de camping kwamen. Terwijl de koude als een deken over ons viel, maakten we eten en ergerden ons aan het vele zand dat in de potten waaide. Bah. Lang leve Castle Beer!

 

Geef een reactie