Rap weer weg uit Khaudum

 

Deze morgen liep de wekker af rond 5u30. We waren immers van plan om ruim voor zonsopgang op de uitkijktoren te kruipen, in de hoop dieren te zien die kwamen drinken aan de Gura Pan. Gisteren hebben ze ons gezegd dat de kans klein is, want “het is hier nu nog veel te nat”. Het heeft hier slechts twee maand niet geregend en er is nog veel water in de verschillende poelen. Een wekker hadden we niet nodig om wakker te zijn. Alleen de meest doorwinterde slaapkoppen hebben hier enige nachtrust gehad, bijna niemand heeft een deftig oog dichtgedaan. Verdomde malariapillen!

Exact op het moment dat de zo boven de horizon kwam, stak er een stevige wind op. We kregen het door en door koud op onze toren.

Maar de zonsopgang was wel hartverwarmend.

Iets te zien?

Noppes…

Druppelsgewijs kwamen ook de kindjes uit bed. Even later doken er ook enkele Bushmen op uit de struiken. Samen hebben we ontbeten terwijl de zon onze stramme spieren rustig op temperatuur bracht.
Al heel de reis hebben we geprobeerd om meer info te krijgen over het Khaudum park. Kloppen de horrorstories uit de reisgidsen? Heb je echt brandstof nodig voor 900km om erdoor te geraken? Niets. Geen info.

We hoopten iets wijzer te worden bij dominee Van Zyl, die volgens de boeken al eeuwen in de regio woont en er mooi werk verricht. Dominee Van Zyl en zijn echtgenote waren innemende mensen, die ons ervan verzekerden dat de Khaudum-doorsteek richting Popa Falls niet zo gevaarlijk was.

Aangezien we goede auto’s hadden, zou het best moeten lukken voor ervaren chauffeurs. Ons rantsoen diesel was weliswaar niet indrukwekkend, maar we hadden vooral véél te weinig drinkwater mee. Hij scharrelde samen met de buren nog alle lege flessen bijeen die ze konden vinden en gaven ons water.

Ze bevestigden ons ook dat er soms diesel te kopen was bij de governmentoffice. Daar draaide immers een grote generator die het dorp van stroom voorzag. Maar wij hadden pech.

De rit richting Khaudum was bij momenten vrij lastig, maar we begonnen stilaan ervaring op te bouwen. Plekken waar we enkele dagen nog stapvoets in 4×4 voorbij gekropen zijn, zoefden we nu tweewielaangedreven voorbij aan 60km/u. Het was “gewoon” zaak om niet uit de sporen te geraken.Op de achterbank moest intussen dringend nog wat slaap ingehaald worden. Bij het eerste streepje schaduw hebben we halt gehouden. Aan de vele putjes in de grond kon je duidelijk zien dat we niet de eersten waren die daar een sanitaire stop inlasten.

De monumentale toegangspoort van Khaudum Park

We waren allemaal onder de indruk van de monumentale ingangspoort van het Khaudum Park.

Sikereti Camp. Volledig open, we voelden er ons niet veilig

Een paar kilometer verder was het Sikereti Camp. We hadden knus plekje verwacht en veel doornstruiken die de beesten moesten tegenhouden.

In plaats daarvan zagen we een kompleet verlaten grote open plek met een verse olifantendrol voor de deur. Echt veel tijd hadden we niet om te beslissen dat dit voor ons een tikkeltje té avontuurlijk was.

De beambte in het kantoortje scheurde zowat van het lachen toen hij zag dat we weer vertrokken. Zo’n mietjes had hij duidelijk in geen jaren gezien.

Hij haalde ons over om toch nog even tot aan het Soncana water hole te rijden, een kilometer of 5 verderop. Er zouden waarschijnlijk wel olifanten zijn, zei hij.

Op weg naar die bron kregen we een vrij zware zandstrook. Op de kaart stond dit pad als “gemakkelijk berijdbaar” genoteerd. We begonnen ons af te vragen hoe de “officieel zware” stukken erbij zouden liggen.

Op het ogenblik dat we ze totaal niet verwachtten, zagen we ze plots aan de rechterkant van het pad: olifanten. Te laat, want zij hadden ons natuurlijk horen komen. Ze waren al flink nerveus van al die beweging en maakten dreigende gebaren. Gauw reden we alle drie achteruit. Even later leek de situatie te ontspannen en ik reed de kudde op veilige afstand voorbij. Net toen de tweede auto wou passeren, stapten er enkele kudde-oudsten in zijn richting. Dat was duidelijk. We waren gescheiden.

Ik kon doorrijden tot vlakbij de bron, waar een tweede kudde stond te drinken.

Ik moest daar zo snel mogelijk weg zien te geraken, want ik vermoedde dat de eerste kudde ook naar de bron wou gaan. Via een klein wegje kon ik terugkeren naar het grote pad, waar we de mede-reizigers in volle paniek troffen. Ze waren er immers van overtuigd dat ik verderop in de problemen gekomen was. Onze eerste ontmoeting met groot wild was duidelijk geen overdonderend succes.

Toen we gezwind het kantoortje met de gekke beambte voorbijkwamen, stond hij nog altijd te lachen: “They are nervous, aren’t they?”. De schurk, hij had het geweten! De pomp die water aanvoerde naar die bewuste bron, was sinds de morgen defect en alle de olifanten die daar in de buurt waren, liepen boos van de dorst.

Niemand had nog veel zin in méér avontuur, dus reden we in gestrekte draf terug naar Tsumkwe, waar we terug foeterden op het zand van de camping van de Tsumkwe Lodge.

Morgen rijden we terug naar Grootfontein, eten terug lekker in Roy’s Camp en rijden dan op volwassen manier richting Popa Falls.

Geef een reactie