De wegisweg naar Livingstone

De planning voor vandaag was gauw eventjes de 470 km naar Livingstone te rijden, rond een uur of drie onze tentjes op te slaan en dan te gaan zwemmen.

Het draaide lichtjes anders uit. Vooreerst hadden we onze chauffeur gevraagd om onze nieuwe gasbidons te gaan opvullen en erbij gezegd dat hij zich te hard moest haasten. DomDomDomDom!! Het was ruim 11u toen hij eindelijk arriveerde.

De chauffeur zei geen ja en geen neen toen ik hem vroeg of het problemen zou opleveren dat we zo laat vertrokken. We waren immers om 6u wakker geworden van al de overland-trucks die bij zonsopgang vertrokken waren.

Bij het vertrek liep Didier meteen zijn eerste 4×4-desillusie op. Er zat totaal geen vermogen in de drieliter turbo. Accelereren was lastig; om een vrachtwagen in te halen moest hij meer dan een kilometer budgetteren. Onze minibus was niet veel beter. Hij dateerde van 1987 en had net een ongeluk gehad. De carosserie bestond voor 30% uit plamuur. Linksachter zat er een “thuiskomertje” in plaats van een deftige band.

We maakten kennis met de vele politiecontroles langs de hoofdweg. Aangezien onze minibus op stap was met een voorlopige nummerplaat die al een paar weken vervallen was, was de chauffeur telkens bang dat men dit zou ontdekken. En ja hoor, bij de derde controle was het prijs. Maar voor de ronde som van 50000 kwacha –ongeveer 15 USD– “kon er wel iets geregeld worden”.

Gezien de dieselschaarste tankten we vrolijk bij elk tankstation dat we tegenkwamen. Op één plek probeerde men mij 100000 kwacha meer aan te rekenen dan er op de teller stond. Ik blijf er redelijk zeker van dat onze chauffeur hier mee in het komplot zat. Kwestie van zijn “informele betaling” te recupereren. Ik ontdekte dit op het nippertje en was dus gewaarschuwd.

De rit verliep behoorlijk vlot, maar de chauffeur waarschuwde dat het laatste stuk naar Livingstone er slecht bij lag. Wat dit qua tijd betekende, kon of wilde hij niet zeggen. Net voorbij Zimba werd duidelijk wat het betekende. In het begin konden we nog laveren tussen de diepe putten in de weg, even verderop was het zoeken naar restanten asfalt tussen de putten. Terwijl de zon langzaam begon te zakken, gingen we in een ware rodeostijl en in gigantische stofwolken het laatste stuk van ons traject te lijf.

Intussen was de zon ondergegaan en werd het een echt inferno. Auto’s, zware vrachtwagens zochten zich kriskras door elkaar een weg op deze piste. Soms reden we links van de weg, soms rechts, soms met twee naast mekaar, elk in een berm. Over vele kilometers stond de grasberm in brand. De rook prikte in de ogen.

Rond 19u gebeurde het meest logische. Ons thuiskomertje was lek. De krik raakte niet meteen onder de auto. De sleutel plooide toen de chauffeur de bouten probeerde te lossen. Enfin, een half uur later waren we weer op weg. Nog 42 km te gaan.

Om 21u leidde de GPS ons langs een smal weggetje naar de camping. Gelukkig klopte de kaart en even later konden we doodmoe, hongerig en extreem slechtgezind onze tentjes beginnen opzetten. Het was een loodzware dag geworden.

Geef een reactie